puppy
- pup·py
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | puppy | puppy's |
verkleinwoord | puppy'tje | puppy'tjes |
de puppy m
- pasgeboren hond, jonge hond
- ▸ De dagen daarna klampte Vleugelmoer zich aan mij en Clark vast alsof hij een puppy was.[2]
1. pasgeboren hond, jonge hond
- Het woord puppy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "puppy" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "puppy" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
puppy
- puppy
- (dierkunde) pasgeboren of jong zoogdier, o.m. rat, zeehond
- mv (straattaal) (vrouwelijke) borsten
- (informeel) ding (dat een obstakel is, hoofdbrekens bezorgt)
- (pejoratief) (verouderd) jonge hond, verwaande jongeman
- ↑ Weblink bron “Puppy.” in: Dictionary, Merriam-Webster, op Merriam-Webster.com