overwerken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van overwerken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overwerken | over te werken | ||||||||
toekomend | zullen overwerken over zullen werken |
te zullen overwerken over te zullen werken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgewerkt | te hebben overgewerkt | ||||||||
toekomend | overgewerkt zullen hebben | overgewerkt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overwerkend | overgewerkt | ev. werk over |
mv. verouderd werkt over |
werke over (bijzin) overwerke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | werk over | werkt over | werkt over | werkt over | werkt over | werken over | werken over | werken over | |||
verleden (o.v.t.) | werkte over | werkte over | werkte over | werkte over | werkte over | werkten over | werkten over | werkten over | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overwerken | zult/zal overwerken | zult/zal overwerken | zult overwerken | zal overwerken | zullen overwerken | zullen overwerken | zullen overwerken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overwerken | zou overwerken | zou(dt) overwerken | zoudt overwerken | zou overwerken | zouden overwerken | zouden overwerken | zouden overwerken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | overwerk | overwerkt | overwerkt | overwerkt | overwerkt | overwerken | overwerken | overwerken | |||
verleden (o.v.t.) | overwerkte | overwerkte | overwerkte | overwerkte | overwerkte | overwerkten | overwerkten | overwerkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overwerken over zal werken |
zult/zal overwerken over zult/zal werken |
zult/zal overwerken over zult/zal werken |
zult overwerken over zult werken |
zal overwerken over zal werken |
zullen overwerken over zullen werken |
zullen overwerken over zullen werken |
zullen overwerken over zullen werken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overwerken over zou werken |
zou overwerken over zou werken |
zou(dt) overwerken over zou(dt) werken |
zoudt overwerken over zoudt werken |
zou overwerken over zou werken |
zouden overwerken over zouden werken |
zouden overwerken over zouden werken |
zouden overwerken over zouden werken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgewerkt | hebt overgewerkt | hebt/heeft overgewerkt | hebt overgewerkt | heeft overgewerkt | hebben overgewerkt | hebben overgewerkt | hebben overgewerkt | |||
verleden (v.v.t.) | had overgewerkt | had overgewerkt | had overgewerkt | hadt overgewerkt | had overgewerkt | hadden overgewerkt | hadden overgewerkt | hadden overgewerkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgewerkt hebben | zal/zult overgewerkt hebben | zult/zal overgewerkt hebben | zult overgewerkt hebben | zal overgewerkt hebben | zullen overgewerkt hebben | zullen overgewerkt hebben | zullen overgewerkt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgewerkt hebben | zou overgewerkt hebben | zou/zoudt overgewerkt hebben | zoudt overgewerkt hebben | zou overgewerkt hebben | zouden overgewerkt hebben | zouden overgewerkt hebben | zouden overgewerkt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overgewerkt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overgewerkt | er is overgewerkt | |||||||||
verleden | er werd overgewerkt | er was overgewerkt | |||||||||
toekomend | er zal overgewerkt worden | er zal overgewerkt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overgewerkt worden | er zou overgewerkt zijn | |||||||||
lijdende vorm overgewerkt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overgewerkt worden | overgewerkt te worden | ||||||||
toekomend | overgewerkt zullen worden | overgewerkt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overgewerkt zijn | overgewerkt te zijn | ||||||||
toekomend | overgewerkt zullen zijn | overgewerkt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overgewerkt | wordt overgewerkt | wordt overgewerkt | wordt overgewerkt | wordt overgewerkt | worden overgewerkt | worden overgewerkt | worden overgewerkt | |||
verleden (o.v.t.) | werd overgewerkt | werd overgewerkt | werd overgewerkt | werdt overgewerkt | werd overgewerkt | werden overgewerkt | werden overgewerkt | werden overgewerkt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overgewerkt worden | zult overgewerkt worden | zult overgewerkt worden | zult overgewerkt worden | zal overgewerkt worden | zullen overgewerkt worden | zullen overgewerkt worden | zullen overgewerkt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overgewerkt worden | zou overgewerkt worden | zou/zoudt overgewerkt worden | zoudt overgewerkt worden | zou overgewerkt worden | zouden overgewerkt worden | zouden overgewerkt worden | zouden overgewerkt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgewerkt | bent overgewerkt | bent/is overgewerkt | zijt overgewerkt | is overgewerkt | zijn overgewerkt | zijn overgewerkt | zijn overgewerkt | |||
verleden (v.v.t.) | was overgewerkt | was overgewerkt | was overgewerkt | waart overgewerkt | was overgewerkt | waren overgewerkt | waren overgewerkt | waren overgewerkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgewerkt zijn | zult overgewerkt zijn | zult overgewerkt zijn | zult overgewerkt zijn | zal overgewerkt zijn | zullen overgewerkt zijn | zullen overgewerkt zijn | zullen overgewerkt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgewerkt zijn | zou overgewerkt zijn | zou/zoudt overgewerkt zijn | zoudt overgewerkt zijn | zou overgewerkt zijn | zouden overgewerkt zijn | zouden overgewerkt zijn | zouden overgewerkt zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van overwerken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overwerken | te overwerken | ||||||||
toekomend | zullen overwerken | te zullen overwerken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overwerkt | te hebben overwerkt | ||||||||
toekomend | overwerkt zullen hebben | overwerkt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overwerkend | overwerkt | ev. overwerk |
mv. verouderd overwerkt |
overwerke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overwerk | overwerkt | overwerkt | overwerkt | overwerkt | overwerken | overwerken | overwerken | |||
verleden (o.v.t.) | overwerkte | overwerkte | overwerkte | overwerkte | overwerkte | overwerkten | overwerkten | overwerkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overwerken | zult/zal overwerken | zult/zal overwerken | zult overwerken | zal overwerken | zullen overwerken | zullen overwerken | zullen overwerken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overwerken | zou overwerken | zou(dt) overwerken | zoudt overwerken | zou overwerken | zouden overwerken | zouden overwerken | zouden overwerken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overwerkt | hebt overwerkt | hebt/heeft overwerkt | hebt overwerkt | heeft overwerkt | hebben overwerkt | hebben overwerkt | hebben overwerkt | |||
verleden (v.v.t.) | had overwerkt | had overwerkt | had overwerkt | hadt overwerkt | had overwerkt | hadden overwerkt | hadden overwerkt | hadden overwerkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overwerkt hebben | zal/zult overwerkt hebben | zult/zal overwerkt hebben | zult overwerkt hebben | zal overwerkt hebben | zullen overwerkt hebben | zullen overwerkt hebben | zullen overwerkt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overwerkt hebben | zou overwerkt hebben | zou/zoudt overwerkt hebben | zoudt overwerkt hebben | zou overwerkt hebben | zouden overwerkt hebben | zouden overwerkt hebben | zouden overwerkt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overwerkt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overwerkt | er is overwerkt | |||||||||
verleden | er werd overwerkt | er was overwerkt | |||||||||
toekomend | er zal overwerkt worden | er zal overwerkt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overwerkt worden | er zou overwerkt zijn | |||||||||
lijdende vorm overwerkt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overwerkt worden | overwerkt te worden | ||||||||
toekomend | overwerkt zullen worden | overwerkt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overwerkt zijn | overwerkt te zijn | ||||||||
toekomend | overwerkt zullen zijn | overwerkt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overwerkt | wordt overwerkt | wordt overwerkt | wordt overwerkt | wordt overwerkt | worden overwerkt | worden overwerkt | worden overwerkt | |||
verleden (o.v.t.) | werd overwerkt | werd overwerkt | werd overwerkt | werdt overwerkt | werd overwerkt | werden overwerkt | werden overwerkt | werden overwerkt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overwerkt worden | zult overwerkt worden | zult overwerkt worden | zult overwerkt worden | zal overwerkt worden | zullen overwerkt worden | zullen overwerkt worden | zullen overwerkt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overwerkt worden | zou overwerkt worden | zou/zoudt overwerkt worden | zoudt overwerkt worden | zou overwerkt worden | zouden overwerkt worden | zouden overwerkt worden | zouden overwerkt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overwerkt | bent overwerkt | bent/is overwerkt | zijt overwerkt | is overwerkt | zijn overwerkt | zijn overwerkt | zijn overwerkt | |||
verleden (v.v.t.) | was overwerkt | was overwerkt | was overwerkt | waart overwerkt | was overwerkt | waren overwerkt | waren overwerkt | waren overwerkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overwerkt zijn | zult overwerkt zijn | zult overwerkt zijn | zult overwerkt zijn | zal overwerkt zijn | zullen overwerkt zijn | zullen overwerkt zijn | zullen overwerkt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overwerkt zijn | zou overwerkt zijn | zou/zoudt overwerkt zijn | zoudt overwerkt zijn | zou overwerkt zijn | zouden overwerkt zijn | zouden overwerkt zijn | zouden overwerkt zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich overwerken | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | overwerk me | wij, we | overwerken ons | ik | overwerkte me | wij, we | overwerkten ons | ik | zal me overwerken | wij, we | zullen ons overwerken |
2 | jij, je | overwerkt je | jullie | overwerken je | jij, je | overwerkte je | jullie | overwerkten je | jij, je | zal, zult je overwerken | jullie | zullen je overwerken |
u | overwerkt zich/u | u | overwerkt zich/u | u | overwerkte zich/u | u | overwerkte zich/u | u | zult zich/u overwerken | u | zult zich/u overwerken | |
gij, ge | overwerkt u | gij, ge, gijlieden |
overwerkt u | gij, ge | overwerkte u | gij, ge, gijlieden |
overwerkte u | gij, ge | zult u overwerken | gij, ge gijlieden |
zult u overwerken | |
3 | hij, zij, het | overwerkt zich | zij, ze | overwerken zich | hij, zij, het | overwerkte zich | zij, ze | overwerkten zich | hij, zij, het | zal zich overwerken | zij, ze | zullen zich overwerken |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich overwerkend | zich overwerkt hebben | overwerk u/je , overwerkt je | overwerke zich |