• over·werk·te
vervoeging van
overwerken

overwerkte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overwerken
    • ... dat ik overwerkte. 
    • ... dat jij overwerkte. 
    • ... dat hij, zij, het overwerkte. 


vervoeging van
overwerken

overwerkte

  1. enkelvoud verleden tijd van overwerken
    • Ik overwerkte. 
    • Jij overwerkte. 
    • Hij, zij, het overwerkte. 
  2. verbogen vorm van overwerkt, voltooid deelwoord van overwerken

overwerkte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van overwerkt