overdrijven
- over·drij·ven
- samenstelling van over bw en drijven ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overdrijven ovərˈdrɛːvə(n) |
overdreef ovərˈdreːf |
overdreven ovərˈdreːvə(n) |
klasse 1 | volledig | [A] |
[A] overdríjven
- overgankelijk de feiten groter, kleiner, mooier of slechter voorstellen dan ze zijn.
- De actievoerder overdrijft nogal over het aantal aanwezige betogers.
1. de feiten groter, kleiner, mooier of slechter voorstellen dan ze zijn
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overdrijven ˈovərdrɛːvə(n) |
dreef over dreːf ˈovər |
overgedreven ˈovərɣədreːvə(n) |
klasse 1 | volledig | [B] |
[B] óverdrijven
- ergatief tot het verleden gaan behoren.
- Alle verdriet drijft na een zekere tijd over.
- ergatief naar de overkant drijven.
- Je rubberbootje drijft over als je het niet snel gaat halen.
- Het woord overdrijven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overdrijven" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be