overbrengen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van overbrengen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overbrengen | over te brengen | ||||||||
toekomend | zullen overbrengen over zullen brengen |
te zullen overbrengen over te zullen brengen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgebracht | te hebben overgebracht | ||||||||
toekomend | overgebracht zullen hebben | overgebracht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overbrengend | overgebracht | ev. breng over |
mv. verouderd brengt over |
brenge over (bijzin) overbrenge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | breng over | brengt over | brengt over | brengt over | brengt over | brengen over | brengen over | brengen over | |||
verleden (o.v.t.) | bracht over | bracht over | bracht over | bracht over | bracht over | brachten over | brachten over | brachten over | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbrengen | zult/zal overbrengen | zult/zal overbrengen | zult overbrengen | zal overbrengen | zullen overbrengen | zullen overbrengen | zullen overbrengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbrengen | zou overbrengen | zou(dt) overbrengen | zoudt overbrengen | zou overbrengen | zouden overbrengen | zouden overbrengen | zouden overbrengen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | overbreng | overbrengt | overbrengt | overbrengt | overbrengt | overbrengen | overbrengen | overbrengen | |||
verleden (o.v.t.) | overbracht | overbracht | overbracht | overbracht | overbracht | overbrachten | overbrachten | overbrachten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbrengen over zal brengen |
zult/zal overbrengen over zult/zal brengen |
zult/zal overbrengen over zult/zal brengen |
zult overbrengen over zult brengen |
zal overbrengen over zal brengen |
zullen overbrengen over zullen brengen |
zullen overbrengen over zullen brengen |
zullen overbrengen over zullen brengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbrengen over zou brengen |
zou overbrengen over zou brengen |
zou(dt) overbrengen over zou(dt) brengen |
zoudt overbrengen over zoudt brengen |
zou overbrengen over zou brengen |
zouden overbrengen over zouden brengen |
zouden overbrengen over zouden brengen |
zouden overbrengen over zouden brengen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgebracht | hebt overgebracht | hebt/heeft overgebracht | hebt overgebracht | heeft overgebracht | hebben overgebracht | hebben overgebracht | hebben overgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | had overgebracht | had overgebracht | had overgebracht | hadt overgebracht | had overgebracht | hadden overgebracht | hadden overgebracht | hadden overgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgebracht hebben | zal/zult overgebracht hebben | zult/zal overgebracht hebben | zult overgebracht hebben | zal overgebracht hebben | zullen overgebracht hebben | zullen overgebracht hebben | zullen overgebracht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgebracht hebben | zou overgebracht hebben | zou/zoudt overgebracht hebben | zoudt overgebracht hebben | zou overgebracht hebben | zouden overgebracht hebben | zouden overgebracht hebben | zouden overgebracht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overgebracht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overgebracht | er is overgebracht | |||||||||
verleden | er werd overgebracht | er was overgebracht | |||||||||
toekomend | er zal overgebracht worden | er zal overgebracht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overgebracht worden | er zou overgebracht zijn | |||||||||
lijdende vorm overgebracht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overgebracht worden | overgebracht te worden | ||||||||
toekomend | overgebracht zullen worden | overgebracht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overgebracht zijn | overgebracht te zijn | ||||||||
toekomend | overgebracht zullen zijn | overgebracht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overgebracht | wordt overgebracht | wordt overgebracht | wordt overgebracht | wordt overgebracht | worden overgebracht | worden overgebracht | worden overgebracht | |||
verleden (o.v.t.) | werd overgebracht | werd overgebracht | werd overgebracht | werdt overgebracht | werd overgebracht | werden overgebracht | werden overgebracht | werden overgebracht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overgebracht worden | zult overgebracht worden | zult overgebracht worden | zult overgebracht worden | zal overgebracht worden | zullen overgebracht worden | zullen overgebracht worden | zullen overgebracht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overgebracht worden | zou overgebracht worden | zou/zoudt overgebracht worden | zoudt overgebracht worden | zou overgebracht worden | zouden overgebracht worden | zouden overgebracht worden | zouden overgebracht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgebracht | bent overgebracht | bent/is overgebracht | zijt overgebracht | is overgebracht | zijn overgebracht | zijn overgebracht | zijn overgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | was overgebracht | was overgebracht | was overgebracht | waart overgebracht | was overgebracht | waren overgebracht | waren overgebracht | waren overgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgebracht zijn | zult overgebracht zijn | zult overgebracht zijn | zult overgebracht zijn | zal overgebracht zijn | zullen overgebracht zijn | zullen overgebracht zijn | zullen overgebracht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgebracht zijn | zou overgebracht zijn | zou/zoudt overgebracht zijn | zoudt overgebracht zijn | zou overgebracht zijn | zouden overgebracht zijn | zouden overgebracht zijn | zouden overgebracht zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van overbrengen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overbrengen | te overbrengen | ||||||||
toekomend | zullen overbrengen | te zullen overbrengen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overbracht | te hebben overbracht | ||||||||
toekomend | overbracht zullen hebben | overbracht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overbrengend | overbracht | ev. overbreng |
mv. verouderd overbrengt |
overbrenge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overbreng | overbrengt | overbrengt | overbrengt | overbrengt | overbrengen | overbrengen | overbrengen | |||
verleden (o.v.t.) | overbracht | overbracht | overbracht | overbracht | overbracht | overbrachten | overbrachten | overbrachten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbrengen | zult/zal overbrengen | zult/zal overbrengen | zult overbrengen | zal overbrengen | zullen overbrengen | zullen overbrengen | zullen overbrengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbrengen | zou overbrengen | zou(dt) overbrengen | zoudt overbrengen | zou overbrengen | zouden overbrengen | zouden overbrengen | zouden overbrengen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overbracht | hebt overbracht | hebt/heeft overbracht | hebt overbracht | heeft overbracht | hebben overbracht | hebben overbracht | hebben overbracht | |||
verleden (v.v.t.) | had overbracht | had overbracht | had overbracht | hadt overbracht | had overbracht | hadden overbracht | hadden overbracht | hadden overbracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overbracht hebben | zal/zult overbracht hebben | zult/zal overbracht hebben | zult overbracht hebben | zal overbracht hebben | zullen overbracht hebben | zullen overbracht hebben | zullen overbracht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overbracht hebben | zou overbracht hebben | zou/zoudt overbracht hebben | zoudt overbracht hebben | zou overbracht hebben | zouden overbracht hebben | zouden overbracht hebben | zouden overbracht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overbracht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overbracht | er is overbracht | |||||||||
verleden | er werd overbracht | er was overbracht | |||||||||
toekomend | er zal overbracht worden | er zal overbracht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overbracht worden | er zou overbracht zijn | |||||||||
lijdende vorm overbracht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overbracht worden | overbracht te worden | ||||||||
toekomend | overbracht zullen worden | overbracht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overbracht zijn | overbracht te zijn | ||||||||
toekomend | overbracht zullen zijn | overbracht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overbracht | wordt overbracht | wordt overbracht | wordt overbracht | wordt overbracht | worden overbracht | worden overbracht | worden overbracht | |||
verleden (o.v.t.) | werd overbracht | werd overbracht | werd overbracht | werdt overbracht | werd overbracht | werden overbracht | werden overbracht | werden overbracht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbracht worden | zult overbracht worden | zult overbracht worden | zult overbracht worden | zal overbracht worden | zullen overbracht worden | zullen overbracht worden | zullen overbracht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbracht worden | zou overbracht worden | zou/zoudt overbracht worden | zoudt overbracht worden | zou overbracht worden | zouden overbracht worden | zouden overbracht worden | zouden overbracht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overbracht | bent overbracht | bent/is overbracht | zijt overbracht | is overbracht | zijn overbracht | zijn overbracht | zijn overbracht | |||
verleden (v.v.t.) | was overbracht | was overbracht | was overbracht | waart overbracht | was overbracht | waren overbracht | waren overbracht | waren overbracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overbracht zijn | zult overbracht zijn | zult overbracht zijn | zult overbracht zijn | zal overbracht zijn | zullen overbracht zijn | zullen overbracht zijn | zullen overbracht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overbracht zijn | zou overbracht zijn | zou/zoudt overbracht zijn | zoudt overbracht zijn | zou overbracht zijn | zouden overbracht zijn | zouden overbracht zijn | zouden overbracht zijn |