• over·brengt
vervoeging van
overbrengen

overbrengt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbrengen
    • ... dat jij overbrengt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbrengen
    • ... dat hij overbrengt. 
vervoeging van
overbrengen

overbrengt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbrengen
    • Jij overbrengt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbrengen
    • Hij overbrengt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overbrengen
    • Overbrengt!