• over·al
  • In de betekenis van ‘bijwoord van plaats’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • samenstelling van  over  en  al  [2]

overal

  1. op alle plaatsen
    • Overal vind je leugen en bedrog. 
     Overal kwamen er kleine cactusbloemen tevoorschijn: prachtige felle kleuren, van knalroze tot limoengroen, oranje en citroengeel.[3]
  2. als locatief deel van een samengesteld voornaamwoordelijk bijwoord vervangt het alles
    • Hij loog over alles -> hij loog overal over. 
enkelvoud meervoud
naamwoord overal overals
verkleinwoord overalletje overalletjes

de overalm

  1. overall, werkkleding die zoals de naam al aangeeft over andere kleding gedragen wordt.
  2. (scheepvaart) reveille.
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]