oplijsten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van oplijsten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | oplijsten | op te lijsten | ||||||||
toekomend | zullen oplijsten op zullen lijsten |
te zullen oplijsten op te zullen lijsten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgelijst | te hebben opgelijst | ||||||||
toekomend | opgelijst zullen hebben | opgelijst te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
oplijstend | opgelijst | ev. lijst op |
mv. verouderd lijst op |
lijste op (bijzin) oplijste | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | lijst op | lijst op | lijst op | lijst op | lijst op | lijsten op | lijsten op | lijsten op | |||
verleden (o.v.t.) | lijstte op | lijstte op | lijstte op | lijstte op | lijstte op | lijstten op | lijstten op | lijstten op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal oplijsten | zult/zal oplijsten | zult/zal oplijsten | zult oplijsten | zal oplijsten | zullen oplijsten | zullen oplijsten | zullen oplijsten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou oplijsten | zou oplijsten | zou(dt) oplijsten | zoudt oplijsten | zou oplijsten | zouden oplijsten | zouden oplijsten | zouden oplijsten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | oplijst | oplijst | oplijst | oplijst | oplijst | oplijsten | oplijsten | oplijsten | |||
verleden (o.v.t.) | oplijstte | oplijstte | oplijstte | oplijstte | oplijstte | oplijstten | oplijstten | oplijstten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal oplijsten op zal lijsten |
zult/zal oplijsten op zult/zal lijsten |
zult/zal oplijsten op zult/zal lijsten |
zult oplijsten op zult lijsten |
zal oplijsten op zal lijsten |
zullen oplijsten op zullen lijsten |
zullen oplijsten op zullen lijsten |
zullen oplijsten op zullen lijsten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou oplijsten op zou lijsten |
zou oplijsten op zou lijsten |
zou(dt) oplijsten op zou(dt) lijsten |
zoudt oplijsten op zoudt lijsten |
zou oplijsten op zou lijsten |
zouden oplijsten op zouden lijsten |
zouden oplijsten op zouden lijsten |
zouden oplijsten op zouden lijsten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgelijst | hebt opgelijst | hebt/heeft opgelijst | hebt opgelijst | heeft opgelijst | hebben opgelijst | hebben opgelijst | hebben opgelijst | |||
verleden (v.v.t.) | had opgelijst | had opgelijst | had opgelijst | hadt opgelijst | had opgelijst | hadden opgelijst | hadden opgelijst | hadden opgelijst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgelijst hebben | zal/zult opgelijst hebben | zult/zal opgelijst hebben | zult opgelijst hebben | zal opgelijst hebben | zullen opgelijst hebben | zullen opgelijst hebben | zullen opgelijst hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgelijst hebben | zou opgelijst hebben | zou/zoudt opgelijst hebben | zoudt opgelijst hebben | zou opgelijst hebben | zouden opgelijst hebben | zouden opgelijst hebben | zouden opgelijst hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgelijst worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgelijst | er is opgelijst | |||||||||
verleden | er werd opgelijst | er was opgelijst | |||||||||
toekomend | er zal opgelijst worden | er zal opgelijst zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgelijst worden | er zou opgelijst zijn | |||||||||
lijdende vorm opgelijst worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgelijst worden | opgelijst te worden | ||||||||
toekomend | opgelijst zullen worden | opgelijst te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgelijst zijn | opgelijst te zijn | ||||||||
toekomend | opgelijst zullen zijn | opgelijst te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgelijst | wordt opgelijst | wordt opgelijst | wordt opgelijst | wordt opgelijst | worden opgelijst | worden opgelijst | worden opgelijst | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgelijst | werd opgelijst | werd opgelijst | werdt opgelijst | werd opgelijst | werden opgelijst | werden opgelijst | werden opgelijst | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgelijst worden | zult opgelijst worden | zult opgelijst worden | zult opgelijst worden | zal opgelijst worden | zullen opgelijst worden | zullen opgelijst worden | zullen opgelijst worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgelijst worden | zou opgelijst worden | zou/zoudt opgelijst worden | zoudt opgelijst worden | zou opgelijst worden | zouden opgelijst worden | zouden opgelijst worden | zouden opgelijst worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgelijst | bent opgelijst | bent/is opgelijst | zijt opgelijst | is opgelijst | zijn opgelijst | zijn opgelijst | zijn opgelijst | |||
verleden (v.v.t.) | was opgelijst | was opgelijst | was opgelijst | waart opgelijst | was opgelijst | waren opgelijst | waren opgelijst | waren opgelijst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgelijst zijn | zult opgelijst zijn | zult opgelijst zijn | zult opgelijst zijn | zal opgelijst zijn | zullen opgelijst zijn | zullen opgelijst zijn | zullen opgelijst zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgelijst zijn | zou opgelijst zijn | zou/zoudt opgelijst zijn | zoudt opgelijst zijn | zou opgelijst zijn | zouden opgelijst zijn | zouden opgelijst zijn | zouden opgelijst zijn |