• on·be·dacht
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbedacht onbedachter onbedachtst
verbogen onbedachte onbedachtste
partitief onbedachts onbedachters -

onbedacht [2]

  1. zonder veel overleg; zonder ergens goed over na te denken; per ongeluk
    • De staat neemt dan deels de functie van religie over. Je krijgt dan reacties uit de religieuze wereld, maar tegelijk begeeft de kerk zich onbedacht op een terrein waar techniciteit belangrijk is. [3] 
    • De berm is in ons land over het algemeen lager dan de weg zelf, en als men daar onbedacht met de rechterwielen in terechtkomt, dien je rustig af te remmen voordat je terugdraait. Doe je dat met 70 km/u, dan schiet je onherroepelijk naar de verkeerde kant waar tegenligger, boom, lantarenpaal of water voor een fatale afloop zorgt! [4] 
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]