onbedachtzaamheid

  • on·be·dacht·zaam·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onbedachtzaamheid onbedachtzaamheden
verkleinwoord

de onbedachtzaamheidv

  1. de mate waarin men niet goed oplet
     Eén tel van onbedachtzaamheid kan maken dat men eeuwig schreit.' De nacht van de val bracht meer verschrikking dan het gehele voorgaande beleg, ging Crusio door.[2]
  2. de keer dat men niet goed oplet
     Volgens het hof was de man onvoorzichtig, maar betekende dat niet automatisch dat hij schuldig was aan de brand. "Niet elke onvoorzichtigheid of onbedachtzaamheid leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid", stond in het vonnis van het hof.[3]