• on·be·dacht·zaam
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbedachtzaam onbedachtzamer onbedachtzaamst
verbogen onbedachtzame onbedachtzamere onbedachtzaamste
partitief onbedachtzaams onbedachtzamers -

onbedachtzaam [2]

  1. van een persoon dat deze niet goed nadenkt voordat hij wat doet
     Zijn leven had ook veel nieuwe woorden opgeleverd die ik ruim voor mijn achttiende al geïnternaliseerd had: recalcitrant, onbedachtzaam, onuitstaanbaar.[3]
     De vier zouden twee jaar geleden op een huisfeest voor tienduizenden euro's aan waardevolle spullen hebben meegenomen. Ook is de dochter van de eigenaar van het huis gefilmd terwijl ze seks had met Dave Roelvink, de zoon van zanger Dries Roelvink. Volgens het OM hebben de verdachten het vertrouwen van een "verliefd en onbedachtzaam" meisje ernstig geschonden.[4]
  1. onbedachtzaam op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. “Noorderlicht” (2021), de Crime Compagnie, ISBN 9789461094766
  4.   Weblink bron “OM eist 240 uur tegen Dave Roelvink voor diefstal en seksfilm” (10-11-2016), NOS