onnadenkend
- Geluid: onnadenkend (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɔnaˈdɛŋkənt / (4 lettergrepen)
- on·na·den·kend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onnadenkend | onnadenkender | onnadenkendst |
verbogen | onnadenkende | onnadenkendere | onnadenkendste |
partitief | onnadenkends | onnadenkenders | - |
- zonder over iets na te denken, oppervlakkig, lichtzinnig
- Ze sprak op de onnadenkende wijze, die de jeugd eigen is.
- Je kwetst me met die onnadenkende opmerking.
- Hij is onnadenkend en onkritisch te werk gegaan
- onberaden, werktuiglijk, driest, onverschillig, achteloos, oppervlakkig, lichtzinnig, slordig, ondoordacht, onvoorzichtig
- Het woord onnadenkend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onnadenkend" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be