Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roe·ke·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roekeloosheid roekeloosheden
verkleinwoord roekeloosheidje roekeloosheidjes

Zelfstandig naamwoord

de roekeloosheidv

  1. het roekeloos zijn
    • De roekeloosheid van de chauffeur zorgde dat hij een hogere straf van de rechter kreeg. 

Gangbaarheid