- In de betekenis van ‘frivool’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- Afgeleid van wuiven.
wuft
- (verouderd) licht van bewegingen
- De wufte vogels fladderden door de lentehemel.
- (figuurlijk) licht en oppervlakkig in overtuigingen en gedragingen, wispelturig[2]
- Zoo is het wuft geslacht der zwakke stervelingen, wier hoogmoed zich verbeeldt den loop van 't lot te dwingen.[3]
- zeer verfijnd, decadent
- ▸ Ik liep naar de achterkamer en liet mij achterovervallen op het wufte hemelbed. Het veerde uitbundig mee, zoals alleen hotelbed den meeveren.[4]
56 % |
van de Nederlanders;
|
45 % |
van de Vlamingen.[5]
|
- ↑ "wuft" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weiland, P. (1811), Nederduitsch taalkundig woordenboek. Johannes Allart
- ↑ Da Costa, I., Caïn
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 19
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be