dartel
- dar·tel
- In de betekenis van ‘speels’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1537 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dartel | darteler | dartelst |
verbogen | dartele | dartelere | dartelste |
partitief | dartels | dartelers | - |
dartel
- geneigd zich uitbundig en vrolijk te gedragen
- De dartele kalveren waren een lust voor het oog.
vervoeging van |
---|
dartelen |
dartel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dartelen
- Ik dartel.
- gebiedende wijs van dartelen
- Dartel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dartelen
- Dartel je?
- Het woord dartel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dartel" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "dartel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be