dartelen
- dar·te·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dartelen |
dartelde |
gedarteld |
zwak -d | volledig |
dartelen
- inergatief speels en vrolijk heen en weer rennen
- De kalveren dartelden door de weide.
- ergatief speels en vrolijk ergens heen rennen
- Zo was hij onbezorgd door zijn jeugd gedarteld.
- Het woord dartelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dartelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be