[1] Prinses Victoria van Zweden en Daniel Westling wuiven tijdens hun huwelijk naar de menigte (2010).
  • wui·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wuiven
wuifde
(woof) *
gewuifd
(gewoven) *
zwak -d volledig

wuiven

  1. inergatief een groet brengen door met de handen te zwaaien
    • De koningin wuifde naar de menigte. 
     De koningin sloot de avond wuivend af met een ererondje langs het publiek. Er staan haar de komende weken nog veel festiviteiten te wachten, met een vierdaagse Platinum Jubileeweekend dat begint op 2 juni.[4]
     In Tain l'Hermitage zien we een vervallen garage uit de jaren dertig. G RAGE staat boven de poort, zoals de Nationale 7 ook veel OTELS en RE TAUR NTS kent. De pompen staan er nutteloos bij, op een uithangbord wuift een Michelinmannetje naar de klanten die nooit meer zullen komen.[5]
  2. inergatief heen en weer buigen, zwenken
    • In het korenveld wuifden alle halmen met de wind mee. 
  • De sterke vervoeging volgens klasse 2 is later ontstaan door analogie en staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal. Van Dale vermeldt ze wel als schertsend gebruikte vormen.
  • In het noordelijke taalgebied wordt de betekenis 1 "een groet brengen" immer gevolgd door een voorzetsel, in andere streken zoals Limburg niet; daar kan men dus bijvoorbeeld zeggen Hij wuift de menigte.
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]