uitwuiven
- uit·wui·ven
- samenstelling van uit bw en wuiven ww
uitwuiven [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitwuiven |
wuifde uit |
uitgewuifd |
zwak -d | volledig |
- iemand toezwaaien als afscheid
- Een enorme mensenmassa kwam Tom Boonen uitwuiven voor zijn laatste officiële wedstrijd op Belgische bodem. De ex-wereldkampioen hangt zondag na Parijs-Roubaix immers zijn fiets aan de haak, al is er natuurlijk wel nog het afscheid voor zijn fans op 29 april aan het Zilvermeer van Mol.[2]
- Omdat de praatpaal vanaf juli helemaal verdwijnt van de Nederlandse snelwegen, wilde ik hem uitwuiven met zijn ontwerper Chrtien Gerrits, tevens mijn voormalige benedenbuurman.[3]
1. iemand toezwaaien als afscheid
- Het woord uitwuiven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitwuiven" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 05/APRIL/2017
- ↑ Volkskrant Margriet Oostveen 17 mei 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be