uitzwaaien
- Geluid: uitzwaaien (hulp, bestand)
- uit·zwaai·en
- samenstelling van uit en zwaaien
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitzwaaien |
zwaaide uit |
uitgezwaaid |
zwak -d | volledig |
uitzwaaien [1]
- overgankelijk zwaaien bij iemands vertrek
- Maandagochtend nam ik de Thalys terug naar Parijs. Stan wilde de reis voor me betalen. Ik vond dat ik hem dat niet kon weigeren. Hij had zich zelfs ziek gemeld om me te kunnen uitzwaaien. [2]
- Het woord uitzwaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitzwaaien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 108
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be