Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wei·fe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
weifelen
weifelde
geweifeld
zwak -d volledig

Werkwoord

weifelen

  1. in besluiteloosheid niet tot handelen overgaan
    • Hij weifelde even voor hij besloot toch de straat over te steken en dat werd hem fataal. 
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen