neolithicum
- Geluid: neolithicum (hulp, bestand)
- IPA: /nejoˈlitikʏm/
- neo·li·thi·cum
- van Engels Neolithic met het achtervoegsel -icum, als naam voor het tijdperk in 1865 voorgesteld door de 19e-eeuwse Engelse archeoloog J. Lubbock , gevormd uit Oudgrieks νέος (néos) "jong, nieuw" en λίθος (líthos) "steen", dus: "nieuwe steentijd"; in de betekenis van ‘geologische periode’ aangetroffen vanaf 1925 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neolithicum | - |
verkleinwoord | - | - |
het neolithicum o
- (archeologie) laatste periode van de steentijd, beginnend met de overgang naar landbouw en het gebruik van gepolijste stenen, waar vanaf 11.000 v.Chr. voorbeelden van zijn, tot aan het eerste gebruik van brons, met eerste voorbeelden vanaf 3.000 v. Chr.
- Toch zijn we boeren sinds het neolithicum. [5]
- Vóór 2006 was de spelling Neolithicum. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
- Het woord neolithicum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ neolithicum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "neolithicum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Arentzen, W.“Schliemann en Nederland: een leven vol verhalen” (2012), Sidestone Press, Leiden, ISBN 9789088900914, p. 229
- ↑ Serres, M."L 'homme de l'hyper-Renaissance" geciteerd door:Vogelaar, J."Michel Serres" in: Raster. nr. 105 (2004) De Bezige Bij, Amsterdam; ISBN 9023414322; p. 138; geraadpleegd 2016-02-05