• pa·leo·li·thi·cum
enkelvoud meervoud
naamwoord paleolithicum -
verkleinwoord - -

het paleolithicumo

  1. (archeologie) eerste periode van de steentijd, waarin mensen alleen door voedsel verzamelen en jacht in hun bestaan voorzien en eenvoudige werktuigen maakten door schilfers van stenen af te slaan, waar vanaf 3,3 miljoen jaar geleden aanwijzingen voor zijn, tot de tijd dat men ook planten ging zaaien, dieren ging houden en samengestelde stenen werktuigen maakte, waarvan na 20.000 voor Chr. de eerste voorbeelden worden gevonden
    • In de Lage Landen is het paleolithicum te dateren tussen 1.300.000 en 12.000 jaar geleden. [5]
  • Vóór 2006 was de officiële spelling Paleolithicum. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
  • Vóór 1955 was de officiële spelling Palaeolithicum.