nattig
- nat·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nattig | nattiger | nattigst |
verbogen | nattige | nattigere | nattigste |
partitief | nattigs | nattigers | - |
nattig [1]
- niet helemaal droog
- Snijd de roosjes van de bloemkool. Doe ze per twee a drie in een mixer en mix ze kort tot het de structuur heeft van couscous (circa 10 seconden per keer). Het mag niet nattig worden. Doe de couscous in een kom. [2]
- Femke was een van de kinderen die zaterdagmorgen haar arm in het gips liet zetten. Niet dat ze gevallen was of omdat ze zich eens een dagje wilde laten verwennen. Maar gewoon, omdat het kon. Hoe het voelt? "Wel een beetje raar, warm en een beetje nattig." [3]
- Het woord nattig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nattig" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Estée Strooker 27-01-18 Bloemkool couscous
- ↑ Tubantia 17-03-18 Massaal armpje laten gipsen in ziekenhuis Hengelo
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be