• klam·mig
  • afleiding van klam met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen klammig klammiger klammigst
verbogen klammige klammigere klammigste
partitief klammigs klammigers -

klammig [1]

  1. niet helemaal droog
    • Meteoroloog Wilfred Janssen: ,,De lucht waarin het zuiden van ons land vanmiddag zit, is naast warm ook nog eens vochtig. Het wordt dus klammig, of drukkend warm. [2] 
81 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]