mute
- mute
vervoeging van |
---|
muten |
mute
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van muten
- Ik mute.
- gebiedende wijs van muten
- Mute!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van muten
- Mute je?
- Het woord mute staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- van Middelengels muet, dat via Anglo-Normandisch muet / moet teruggaat op Middelfrans muet
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
mute | muter | mutest |
mute
- stom [2], niet in staat tot spreken
- geluidloos
enkelvoud | meervoud |
---|---|
mute | mutes |
mute
- stomme, iemand zonder spraakvermogen
- demper voor muziekinstrumenten
- instelling waarmee muziek, spraak of ander geluid dat een apparaat laat horen tijdelijk wordt onderdrukt
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to mute |
he/she/it | mutes |
verleden tijd | muted |
voltooid deelwoord |
muted |
onvoltooid deelwoord |
muting |
gebiedende wijs | mute |
mute
- overgankelijk laten zwijgen, zorgen dat iets niet langer geluid maakt
- mu·te
mute
mute
mute