• mul
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord mul mullen
verkleinwoord mulletje mulletjes

[A] mul m

  1. (straalvinnigen) benaming voor vissen uit geslacht Mullus   uit de familie van de zeebarbelen
    1. (voeding) bepaald soort vis, Mullus surmuletus  
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord mul -
verkleinwoord - -

[B] mul o

  1. fijn zand, stof

[B] mul o / v

  1. verkruimeld turf
  2. kleurstof, gemaakt door de wortel van meekrap af te schrapen
  3. (imkerij) afval van bijen

[B] mul m

  1. geschikte voeding
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen mul muller mulst
verbogen mulle mullere mulste
partitief muls mullers -

[B] mul

  1. droog, los, stoffig, zandachtig, pulverig
    • Hij kon niet fietsen op de mulle zandweg. 
[C] enkelvoud meervoud
naamwoord mul -
verkleinwoord - -

het mulo

  1. (textiel) dun katoenen weefsel
79 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[12]