• mi·ni·mum
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kleinste waarde’ voor het eerst aangetroffen in 1805 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord minimum minima
verkleinwoord - -

het minimumo

  1. (medisch) kleinst mogelijke hoeveelheid
  • min.
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
naamwoord minimum minimum / minima
  • IPA: /mɪnɪməm/
  • mi·ni·mum
  • Leenwoord uit het Latijn

minimum o

  1. minimum


  • Leenwoord uit het Latijn

minimum o

  1. minimum


  • Leenwoord uit het Latijn

minimum o

  1. minimum


  • Leenwoord uit het Latijn

minimum o

  1. minimum


  • IPA: /mɪnɪmʊm/
  • mi·ni·mum
  • Leenwoord uit het Latijn

minimum o

  1. minimum
  • globální minimum o – globaal minimum
  • lokální minimum o – lokaal minimum