• maxi·mum
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hoogste waarde’ voor het eerst aangetroffen in 1626 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord maximum maxima
verkleinwoord

het maximumo

  1. (medisch) grootst mogelijke hoeveelheid
  2. (wiskunde) de hoogste waarde die een functie bereikt
max.
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


  • Leenwoord uit het Latijn

maximum o

  1. maximum


  • IPA: /maksɪmʊm/
  • ma·xi·mum
  • Leenwoord uit het Latijn

maximum o

  1. maximum
    «Teplotní maxima dnes překročí dvacet pět stupňů Celsia.»
    De maximumtemperatuur overschrijdt vandaag 20 graden Celsius.
  • globální maximum o – globaal maximum
  • lokální maximum o – lokaal maximum