• be·staans·mi·ni·mum
enkelvoud meervoud
naamwoord bestaansminimum bestaansminima
verkleinwoord bestaansminimumpje bestaansminimumpjes

het bestaansminimumo

  1. het laagste inkomen waarbij men nog een 'aanvaardbaar' bestaan kan hebben
    • De Filipijnen kennen een scherpe tegenstelling tussen arm en rijk. Er is sprake van een kleine, rijke elite en een groot arm deel van de bevolking dat veelal onder het bestaansminimum leeft.