1. Het miauwen van een kat.
  • mi·au·wen
  • In de betekenis van ‘het natuurlijke geluid van katten maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1669 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
miauwen
miauwde
gemiauwd
zwak -d volledig

miauwen

  1. inergatief (dierengeluid) het kenmerkende jankende geluid van een kat voortbrengen
    • Onze kat miauwt bijna nooit. 
  2. (figuurlijk) klagen of zeuren
    • Als je zo blijft miauwen dan krijg je helemaal niets! 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]