miauwde
- mi·auw·de
vervoeging van |
---|
miauwen |
miauwde
- enkelvoud verleden tijd van miauwen
- Ik miauwde.
- Jij miauwde.
- Hij, zij, het miauwde.
- Ik miauwde.
- Het woord miauwde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
miauwen |
miauwde