• li·mon
  • [1] Uit Volkslatijn *limo, accusatief limonem, een secundaire afleiding van (klassiek) Latijn limus modder. [1]
  • [2] Uit een hypothetische, Keltische (Gallische) vorm *leimo-, die verwant zou zijn aan Latijn limen drempel, balk (van de deurlijst)”, en tevens bewaard gebleven zou zijn in Portugees leme. [2]
  • [3] Uit Italiaans limone. [3]

limon m

  1. (geologie) slib, afzetting op de bodem van in (stromend) water aanwezige vaste deeltjes.
  2. (bouwkunde) boom, de zijkanten van de trap (waaraan de treden bevestigd zijn).
  3. (fruit) limoen, een groene citroenachtige, Citrus aurantiifolia  


  • li·mon
enkelvoud meervoud
nominatief   limon     limonlar  
genitief   limonun     limonların  
datief   limona     limonlara  
accusatief   limonu     limonları  
locatief   limonda     limonlarda  
ablatief   limondan     limonlardan  

limon

  1. (fruit) citroen
  2. (plantkunde) citroenboom