Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leb
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lebmaag’ voor het eerst aangetroffen in 1807 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord leb lebben
verkleinwoord lebje lebjes

Zelfstandig naamwoord

leb v / m [4] [5]

  1. (zoötomie) lebmaag
  2. (voeding) enzym uit voornoemde maag van kalveren, dat gebruikt wordt als stremsel van melk
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • leb

Werkwoord

leb

  1. tweede persoon gebiedende wijs van leben
Schrijfwijzen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • leb
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *lъbъ

Zelfstandig naamwoord

leb monbezield

  1. (anatomie) schedel
Verbuiging
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

leb v

  1. (anatomie) schedel
Verbuiging
Synoniemen
Gelijkklinkende woorden
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen