Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leb·aal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lebaal lebalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lebaalm

  1. een dikke paling met een gewicht van meer dan 1 kg die men in plakken snijdt voordat men hem opeet

Gangbaarheid

11 % van de Nederlanders;
16 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen