lande
- lan·de
lande
- datief onzijdig van land, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
- den lande bewezen diensten
- in den lande
- (hier) te lande
- Een stille in de lande zijn
iemand die erg stil en ingetogen is of iemand die zich bijna nooit ergens mee bemoeit
vervoeging van |
---|
landen |
lande
- aanvoegende wijs van landen
vervoeging van |
---|
lannen |
lande
- enkelvoud verleden tijd van lannen
- Ik lande.
- Jij lande.
- Hij, zij, het lande.
- Ik lande.
- Het woord lande staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- lan·de
Naar frequentie | 552 |
---|
lande
- aan de grond zetten, aanlanden, doen landen, landen, neerstrijken
lande
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van land
- lande in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- lan·de
Naar frequentie | 578 |
---|
[A] lande
- onovergankelijk landen
- «En ugle landet mandag på en plattform i Nordsjøen.»
- Een uil landde maandag op een platform in de Noordzee.
- «En ugle landet mandag på en plattform i Nordsjøen.»
- onovergankelijk op de wal halen
- onovergankelijk, (figuurlijk) kiezen voor
- [1]: komme ned
- [2]: landsette
- [3]: bestemme seg for
- [3]: velge
- [1]: landing
- [1]: mellomlande
- [1]: nødlande
- [1]: lande på
landen op
- [1]: lande på alle fire
op handen en voeten landen
[B] lande
- onovergankelijk (van huisdieren) plassen
- late vannet
- pisse
- lan·de
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | lande landa |
tegenwoordige tijd | landar |
verleden tijd | landa |
voltooid deelwoord |
landa |
onvoltooid deelwoord |
landande |
lijdende vorm | landast (bijvorm): landas |
gebiedende wijs | land landa lande |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
[A] lande
- onovergankelijk landen
- «Ørna landa på hustaket.»
- De adelaar landde op het dak.
- «Ørna landa på hustaket.»
- onovergankelijk op de wal halen
- onovergankelijk, (figuurlijk) kiezen voor
- [1-3]: landa
- [1]: komme ned
- [2]: landsetje
- [3]: bestemme seg for
- [3]: velge
- [1]: landing
- [1]: mellomlanda, mellomlande
- [1]: naudlanda, naudlande
- [1]: lande på
landen op
- [2]: lande fangstane i hamna
de vangst in de haven brengen
- [1]: lande på alle fire
op handen en voeten landen
[B] lande
- onovergankelijk (van huisdieren) landen
- late vatnet
- pisse