Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·lan·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanlanden
landde aan
aangeland
zwak -d volledig

Werkwoord

aanlanden

  1. ergatief aan land gaan
    • De ontdekkingsreiziger landde aan op de kust van het onbekende land. 
  2. ergatief terechtkomen, bij toeval geraken
    • Waar zijn we nou toch aangeland! 
  3. overgankelijk aan land brengen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be