recalar
- re·ca·lar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
recalar |
recalaba |
recalado |
volledig |
recalar
- onovergankelijk (scheepvaart) de kust in zicht krijgen, de haven bereiken
- overgankelijk doordrenken (met vloeistof)
- recalar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española