llegar
- lle·gar
llegar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
llegar |
llegaba |
llegado |
volledig |
- onovergankelijk aankomen, arriveren
- «Carmen no ha llegado todavia.»
- Carmen is nog steeds niet aangekomen.
- «Carmen no ha llegado todavia.»
- overgankelijk bijeenbrengen, samenbrengen
- dichterbij brengen