koolvis
- kool·vis
- samenstelling van kool zn "zwarte brandstof" en vis zn , vanwege de donkere kleur, in de betekenis van ‘beenvis’ aangetroffen vanaf 1779 (zie vindplaats hieronder) [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koolvis | koolvissen |
verkleinwoord | - | - |
de koolvis m
- (straalvinnigen) (voeding) bepaald soort vis met donker gekleurde mondholte en rug die voorkomt in het hoge noorden van de Atlantische Oceaan, Pollachius virens uit de familie van kabeljauwen Gadidae in de orde kabeljauwachtigen Gadiformes
- kabeljauwen, kabeljauwachtigen, kabeljauwachtige beenvissen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
1. bepaald soort vis met donker gekleurde mondholte en rug die voorkomt in het hoge noorden van de Atlantische Oceaan, Pollachius virens
- Het woord koolvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koolvis" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ koolvis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Possel, P.Prachtige zaak, verantwoorde vis, maar de bereiding rammelt (16 februari 2018) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-12-17
- ↑ Serruys, J.-B. H. (ed.)bijlage bij het "Réglement du 17. Juilliet 1779" in: Tweede deel van dan Zesden placcaert-boek van Vlaenderen boek V (1786) Petrus de Goesin en zoonen, Gent; p. 794; geraadpleegd 2019-12-17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be