• hot
  • In de betekenis van ‘bijwoord van richting: rechts (bij voerlieden)’ voor het eerst aangetroffen in 1550 [1]
  • [2] [3] [4] [5]
enkelvoud meervoud
naamwoord hot hotten
verkleinwoord - -

de hotv / m

  1. draagkorf
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hot hotter hotst
verbogen hotte hottere hotste
partitief hots hotters -

hot [6] [7] [8]

  1. heel erg in, trendy
vervoeging van
hotten

hot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van hotten
  2. gebiedende wijs van hotten
87 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[9]


  • hot
Naar frequentie 522
stellend vergrotend overtreffend
hot hotter hottest

hot

  1. heet
  2. heetgespijsd
  3. heethoofdig
  4. heet van de naald

in hot water

  1. (figuurlijk) in verdrukking
    «Bikini brand Farron Swim in hot water over missing orders [1]»
    Bikinimerk Farron Swim in verdrukking over ontbrekende bestellingen

to be in hot water

  1. (figuurlijk) in verdrukking zijn

to get in hot water

  1. (figuurlijk) in verdrukking komen

to get into hot water

  1. (figuurlijk) in nauwe schoentjes brengen / in verdrukking brengen
  1. The Sydney Morning Herald, 30 december 2017
    'Another Shakuhachi': bikini brand Farron Swim in hot water over missing orders
    Schrijfster: Melissa Singer (geraadpleegd 2017-12-30)


  • hot

hot

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hawwe
    «As viel vun eich schunn wisse, der Dr. Martin Luther King hot versucht unsre Gsellschaft zu refermiere.»
    Zoals vele van jullie al weten, heeft Dr. Martin Luther King geprobeerd onze samenleving te hervormen.
  • ich hab (eerste persoon enkelvoud)
  • er hot (derde persoon enkelvoud mannelijk)
  • sie hot (derde persoon enkelvoud vrouwelijk)
  • es hot (derde persoon enkelvoud onzijdig)