Nederlands

 
draagkorf
Uitspraak
Woordafbreking
  • draag·korf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord draagkorf draagkorven
verkleinwoord draagkorfje draagkorfjes

Zelfstandig naamwoord

de draagkorfm

  1. een mand met een wand van gaas
    • Ooit liepen er marskramers en `kiepenkerels' (een kiep is een gevlochten draagkorf) over de Handelsweg tussen Nederland en Duitsland. Nu zie je er alleen wandelaars met een rugzak en een tweetalig gidsje. De Handelsweg, een schepping van het Wandelplatform en het Duitse Wiehengebirgsverband Weser-Ems, is de eerste grensoverschrijdende wandelroute en vernoemd naar het reizende volk dat eeuwenlang over de Europese wegen trok. [2] 
    • Na meer dan een halve eeuw trouwe dienst is het winkelkarretje zoals we dat vandaag kennen, stilaan rijp voor de schroothoop. De consument shopt vandaag helemaal anders dan vroeger, en dus vroeg Carrefour aan het Parijse designbureau In Process om het aankoopgedrag van duizenden klanten te observeren en te peilen naar hun frustraties. Resultaat: een lichtgewicht winkelwagentje zonder metalen draagkorf moet ons het leven makkelijker maken. Het klassieke karretje wordt daarbij vervangen door een soort 'kapstok' waar de herbruikbare draagtassen aan worden opgehangen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen