0 1 0 4
honderdvier,
op een abacus
  • hon·derd·vier

honderdvier

  1. "104", het getal tussen honderddrie en honderdvijf, honderd plus vier
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdvier euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdvier van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdvier" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdvier honderdviers
verkleinwoord honderdviertje honderdviertjes

de honderdvierv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 104 is aangeduid
    • Als jij honderdvier opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdviermv

  1. groep van 104 eenheden
    • Die honderdvier kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.