honderdachtendertig

       
0 1 3 8
honderdachtendertig,
op een abacus
  • hon·derd·acht·en·der·tig

honderdachtendertig

  1. "138", het getal tussen honderdzevenendertig en honderdnegenendertig, honderd plus achtendertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdachtendertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdachtendertig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdachtendertig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdachtendertig honderdachtendertigs
verkleinwoord honderdachtendertigje honderdachtendertigjes

de honderdachtendertigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 138 is aangeduid
    • Als jij honderdachtendertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdachtendertigmv

  1. groep van 138 eenheden
    • Die honderdachtendertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.