• ho·ki
enkelvoud meervoud
naamwoord hoki hoki's
verkleinwoord - -

de hokim

  1. (straalvinnigen) (voeding) bepaald soort vis, Macruronus novaezelandiae  
    (wikidata: hoki  )
     Andere produkten worden doelbewust op de markt geïntroduceerd, zoals de nijlbaars en de Australische hoki die de teruggang in de aanvoer van kabeljauw moeten compenseren.[1]


  • ho·ki

hoki

  1. (sport) hockey
  2. geluk