heken
- (IPA in voorbereiding)
- he·ken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heken | |
verkleinwoord |
de heken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord heek
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een familie Merlucciidae in de orde van de kabeljauwachtigen (Gadiformes ). Ze zijn inheems in de Atlantische Oceaan en Stille Oceaan en algemeen voorkomend in de zuidelijke wateren van Tasmanië en Nieuw-Zeeland
- [2] kabeljauwachtigen, kabeljauwachtige beenvissen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
- [2] Argentijnse heek, Australische heek, benguelaheek, heek, hoki, Noordwestatlantische heek, Pacifische heek, Patagonische grenadier, Senegalese heek, Tasmaanse heek, Zuid-Afrikaanse heek
- Het woord heken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.