hekelig
- he·ke·lig
naamwoord van handeling van hekelen met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hekelig | hekeliger | hekeligst |
verbogen | hekelige | hekeligere | hekeligste |
partitief | hekeligs | hekeligers | - |
hekelig [1]
- (figuurlijk) van een persoon dat deze scherp en stekelig van karakter is
- Het woord 'hekelig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hekelig" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be