bars
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bars
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘nors’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1617 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bars | barser | barst |
verbogen | barse | barsere | barste |
partitief | bars | barsers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bars
- onverbiddelijk, onvriendelijk, boos, nors
- Hij sloeg daarna een veel barsere toon aan.
- De politieagent sprak op een barse toon de baldadige jongens toe.
Synoniemen
Vertalingen
1. onverbiddelijk, onvriendelijk
Bijvoeglijk naamwoord
bars
- partitief van de stellende trap van bar
Zelfstandig naamwoord
bars mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bar
Gangbaarheid
- Het woord bars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bars" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Engels
Uitspraak
Woordafbreking
- bars
Zelfstandig naamwoord
bars mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bar
Zweeds
Woordafbreking
- bars
Werkwoord
bars
- verleden tijd passief van bära