• bars
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen barsbarserbarst
verbogen barsebarserebarste
partitief barsbarsers-

bars

  1. onverbiddelijk, onvriendelijk, boos, nors
    • Hij sloeg daarna een veel barsere toon aan. 
    • De politieagent sprak op een barse toon de baldadige jongens toe. 
     ‘De afgedwongen herverdeling van de rijkdom,’ zei Harold op barse toon.[4]

bars

  1. partitief van de stellende trap van bar

debarsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bar
     Hij vertelde dat sommige winkels en bars nog open waren, maar dat andere gesloten waren en dat het trein- en busverkeer op mysterieuze wijze tot stilstand en weer op gang kwam.[4]
88 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[5]
  • bars

bars mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bar
  • bars

bars

  1. verleden tijd passief van bära