Een (Nederlandse) gulden.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gul·den
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gulden guldens
verkleinwoord guldentje guldentjes

Zelfstandig naamwoord

de guldenm

  1. (financieel) naam voor de munteenheid van Curaçao en Sint Maarten, en vroegere munteenheden in verschillende Nederlandstalige landen
    • In Nederland wordt niet meer met de gulden betaald. 
  2. (numismatiek) oorspronkelijk naam voor een gouden munt met een bepaald gewicht, later naam voor een muntstuk of bankbiljet met de waarde van 1 gulden
Schrijfwijzen
Hyponiemen
Vertalingen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen gulden

Bijvoeglijk naamwoord

gulden

  1. vaak overdrachtelijk van goud vervaardigd
    • Die man had een gulden hart. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • De gulden snede
(wiskunde) de verhouding 1:(½+½√5)
  • De gulden middenweg
Een wijs en gematigd optreden

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

gulden

  1. (valutanaam) gulden; naam voor de munteenheid van Curaçao en Sint Maarten, en vroegere munteenheden in verschillende Nederlandstalige landen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /gʊldɛn/
Woordafbreking
  • gul·den

Zelfstandig naamwoord

gulden monbezield

  1. (valutanaam) gulden; naam voor de munteenheid van Curaçao en Sint Maarten, en vroegere munteenheden in verschillende Nederlandstalige landen
Verbuiging
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Verwijzingen


Veluws

Zelfstandig naamwoord

gulden

  1. (valutanaam) gulden; naam voor de munteenheid van Curaçao en Sint Maarten, en vroegere munteenheden in verschillende Nederlandstalige landen