• gra·tis
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zonder betaling’ voor het eerst aangetroffen in 1689 [1]
  • van Latijn [2]
stellend
onverbogen gratis
verbogen -

gratis

  1. wat zonder betaling verkregen wordt
    • Het gratis concert werd door duizenden mensen bezocht. 
     'Monsieur Point was erg goed in marketing. In die tijd lieten veel mensen zich vervoeren door een chauffeur. Hij beloofde de chauffeurs een gratis maaltijd als ze hun baas naar zijn restaurant zouden brengen', zegt Henriroux.[3]
     Er stond in elk hostel en postkantoor langs de trail altijd een hiker box waaruit je gratis dingen kon meenemen die andere hikers hadden achtergelaten.[4]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. "gratis" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. gratis op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • gra·tis
  • Afkomstig van het Latijnse woord gratis, de datief- en ablatiefvorm meervoud van gratia
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud gratis
o enkelvoud gratis
meervoud gratis
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gratis

gratis

  1. gratis

gratis

  1. gratis


  • gra·tis
  • Afkomstig van het Latijnse woord gratis, de datief- en ablatiefvorm meervoud van gratia
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud gratis
o enkelvoud gratis
meervoud gratis
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gratis

gratis

  1. gratis

gratis

  1. gratis


  • gra·tis
  • Afkomstig van het Latijnse woord gratis, de datief- en ablatiefvorm meervoud van gratia
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud gratis
o enkelvoud gratis
meervoud gratis
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gratis

gratis

  1. gratis

gratis

  1. gratis


  • gra·tis
  • Afkomstig van het Latijnse woord gratis, de datief- en ablatiefvorm meervoud van gratia
  enkelvoud meervoud
mannelijk gratis gratis
vrouwelijk gratis gratis

gratis

  1. gratis

gratis

  1. gratis