• ge·zwind
  • [A] in de betekenis van ‘rap’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1][2]
  • [B] vervoeging van zwinden: de stam met omvoegsel ge- -d, zonder -d omdat de stam al op -d eindigt [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gezwind gezwinder gezwindst
verbogen gezwinde gezwindere gezwindste
partitief gezwinds gezwinders -

[A] gezwind

  1. (formeel) zich vlug voortspoedend
    • We gaan gezwind verder. 
  • Met gezwinde spoed
Erg gehaast
vervoeging van: zwinden…
verbogen vorm: gezwinde

gezwind

  1. voltooid deelwoord van zwinden
81 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]